Marc lamain
Co-host De Muziekbrief
Marc zijn laatste brief van het nieuwe seizoen is geschreven met een haat-liefdeverhouding. Lees en luister zijn laatste bijdrage over het thema ‘Haat’!
Laat je meevoeren door Marc zijn voorlezen terwijl de nummers op de achtergrond spelen, of lees de brief hier zelf speel de nummers geheel af—je vindt de nummers in de Spotify afspeellijst hieronder.
Lieve Koen,
Na vier brieven met je te hebben uitgewisseld over haat, begin ik een aardige haat-liefdeverhouding met ons schrijven te ontwikkelen. Ik was echt overtuigd dat we via muziek haat konden leren begrijpen, maar ik twijfel er inmiddels sterk aan. Althans, ik denk dat de tour van definities en uitleggen, ons niet verder brengt. Maar het kan anders, en in mijn laatste brief voordat we elkaar weer spreken, laat ik graag zien hoe. En het zou me niet verbazen als tijdens het schrijven blijkt dat we meer te weten zijn gekomen dan ik momenteel denk.
Zoals ik al schrijf, hebben we tot nog toe geprobeerd haat te definiëren: we hebben het over haat als gekrenkte liefde, over de teleurstelling van liefde die niet geuit kan worden, over haat tegen het ene als liefde voor het andere, en ga zo maar door. In plaats van hiermee door te gaan, citeer ik graag een van mijn zwagers. Met Sinterklaas stelt hij zo ongeveer bij elk cadeautje dat uit het inpakpapier tevoorschijn komt, één vraag: “Wat is het; wat doet het?” Ik zou dus graag stilstaan bij wat haat doét.
Daarvoor begin ik niet gelijk met een nummer – maak je geen zorgen, Daniel zet elk moment in – maar met een toespitsing van mijn vraag uit brief één. Ik schreef je toen dat ik graag haat met je wilde leren begrijpen, maar dat is vaag. Ik heb nagedacht en mezelf afgevraagd wat ik nou precies wil met haat. Waarom voel ik me tot Elliott Smith aangetrokken, als hij iemand toegewijd haat toezingt, ook al deel ik zijn gevoel niet? Ik ben er uit. Mijn vraag is eigenlijk: met welk doel voelen mensen haat?
[0:25 – 0:48] ‘Let Love Run The Game’ – Daniel Norgren
I’m starting to see your ass out here every day now
You’re looking for something don’t you?
Just put your heart-shaped glasses on boy
And something will come looking for you too
De meeste mensen hebben een erg hoge pet op van liefde. Mensen reizen de wereld over, hun nieuwe geliefdes achterna. Mensen zeggen dat hun god liefde is – of als ze geen god hebben, dat liefde er nog het dichtste bij komt. En ook de muziek is doordrenkt van een monopolie op hoe het leven te leven, door liefde. Liefde staat centraal. Zo ook in ‘Let Love Run The Game’ van Daniel Norgren.
[2:25 – 2:48] ‘Let Love Run The Game’ – Daniel Norgren
You gotta let love run the game
You gotta let love run the game
Or you won’t get too far boy
You gotta let love run the game
Ik snap het wel. Liefde is leuk. En mooi. Het houdt je warm en kan zeker richting geven in het leven. Maar is liefde genoeg te vertrouwen om het roer uit handen te geven? Nee, dat lijkt mij een vertekend beeld van de werkelijkheid. Je kunt niet blind op liefde sturen. Dat zien we ook terug in onze taal: liefde maakt blind; het is geen rozengeur en maneschijn; en van liefde rookt de schoorsteen niet. Elk uitspraken die laten zien dat we al generaties lang op onze klompen aanvoelen dat liefde alleen niet genoeg is. Maar wij schrijven niet over taal, Koen; we schrijven over muziek. Ik laat me daarom bijstaan door The Killers.
[0:14 – 0:53] ‘Jenny Was A Friend of Mine’ – The Killers
We took a walk that night, but it wasn’t the same
We had a fight on the promenade out in the rain
Jenny Was A Friend of Mine hoorde ik voor het eerst in een andere uitvoering. Het was de leadzanger Brandon Flowers die, ter promotie van zijn eerste soloalbum, uitsluitend begeleid door een gitarist, een zachte, rustige versie van het nummer zong. De toon was daardoor nogal anders, en voor lange tijd zag ik het nummer aan als liefdevol. ‘Jenny was mijn vriend: we hadden wel ruzie, maar ik was gek op haar!’ Dat is het verweer van Flowers wanneer hij wordt geconfronteerd met het noodlot dat Jenny is overkomen: ze is vermoord. Na enkele jaren begon me te dagen dat Flowers verweer helemaal geen verweer is, maar een verkapte bekentenis.
[1:51 – 2:25] ‘Jenny Was A Friend of Mine’ – The Killers
I know my rights, I’ve been here all day and it’s time
For me to go, so let me know if it’s alright
I just can’t take this, I swear I told you the truth
She couldn’t scream while I held her close
I swore I’d never let her go
Ja, Flowers was gek op Jenny. Maar zijn liefde werd haar fataal: toen de twee wandelden en ruzie kregen – omdat Jenny ondanks de liefde niet samen verder wilde – sloot Flowers haar in zijn armen. Jenny stikte. Het verhaal is voorbeeldig voor liefde die blind is, en te veel wordt. En ik durf er ook aan op te hangen dat je dus niet alleen op liefde kunt sturen. (Hoewel ook daar al een uitspraak voor bestaat: als liefde een bevel wordt, kan haat heel plezierig zijn.)
Ik hoor je al denken: maar Marc, je ging toch juist over haat schrijven? Jazeker. Maar als ik ons denken over haat tot dusver mag geloven, zijn haat en liefde nauw verbonden. En ik denk dat haat precies in het tekortkomen van liefde een uitkomst biedt. Waar liefde een hele basale uitdrukking is van aantrekking, is haat een hele basale uitdrukking van afkeer. Waar je liefde kunt vergelijken met een kompas, dat eendimensionaal richting geeft, zeggen liefde en haat samen veel meer – zie het als een breedte- en lengtegraad: coördinaten.
Maar dit zijn definities, en die doen er niet toe. De belangrijkere vraag is: wat kunnen we met haat?
[0:13] – 0:52] ‘Ballad of a Thin Man’ – Bob Dylan
You walk into the room with your pencil in your hand
You see somebody naked and you say, “Who is that man?”
You try so hard but you don’t understand
Just what you will say when you get home
Because something is happening here but you don’t know what it is
Do you, Mr. Jones?
Een stem als zand en lijm. David Bowie weet Bob Dylan goed te typeren. En zijn verkapte ode aan Dylan is inderdaad een mooi voorbeeld van haat als verkapte liefde. Ik kan het me wel voorstellen. Bowie bracht zijn lied voor Dylan uit in 1971. Tegen die tijd schreef Dylan liefdesliedjes als ‘The Man in Me’, coverde hij er op los en schoof hij richting country. Al met al reden tot een gevoel van gemis. Waar waren Dylans scherpe pen, stem en harmonica gebleven? Ik ben Dylans ruim 30 albums niet nagelopen, maar als ik me niet vergis kon je die sinds de late jaren 60 alleen nog maar op zijn elpees vinden.
Daar kan je ze gelukkig nog steeds vinden. En ook in Dylans werk vinden we haat in overvloed. Het mooiste voorbeeld daarvan vind ik toch wel ‘Ballad of a Thin Man’, dat in 1965 verscheen. Volgens mij heeft Dylan het nooit bevestigd, maar het sterke vermoeden is dat hij in dit nummer zingt over de pers. Als je het over haat-liefdeverhoudingen hebt, is Dylans relatie met de pers toch wel een voorbeeld bij uitstek. Hij laat de niets-begrijpende, zelfingenomen journalisten geregeld spartelen in onzekerheid met vage antwoorden, en geniet er overduidelijk van. Zo werd hem eens gevraagd hoeveel protestartiesten er volgens hem waren: artiesten die hun podium gebruikten om de sociale staat van het land aan te kaarten – vergeef me het gebrek aan bronvermelding. Dylans antwoord luidde: ongeveer 136.
In ‘Ballad of a Thin Man’ zet Dylan deze nijd voor de achterlijke journalist die compleet verdwaasd de opkomende cultuur van de jaren 60 probeert vast te leggen met simpele vragen, fenomenaal uiteen.
[2:54 – 3:31] ‘Ballad of a Thin Man’ – Bob Dylan
Ah, you’ve been with the professors and they’ve all liked your looks
With great lawyers you have discussed lepers and crooks
You’ve been through all of F. Scott Fitzgerald’s books
You’re very well-read, it’s well-known
But something is happening here and you don’t know what it is
Do you, Mr. Jones?
Dylan weet – of wist – haat om te zetten in iets functioneels: in muziek die door merg en been gaat, en de wereld een spiegel voorhoudt. Dat geldt voor meer van de protestmuziek die we tot nog toe zijn tegengekomen. Die afkeer, waar haat zo’n basale vorm van is, helpt elk van hen te sturen op wat goed en de moeite waard is in het leven.
Dit is waar ons heen-en-weer schrijven mij uitbrengt, Koen. Ik begrijp pure haat, zoals ik die bij Elliott Smith denk te horen, niet. Maar ik denk wel dat ik haat kan begrijpen als één van de wijzers om op te varen, en als iets dat je kunt inzetten. Je kunt haat onderdeel maken van je performance, en je kunt er kracht mee bijzetten. Zelf heb ik dat nooit in een protestlied gedaan, maar wel in de grootste performance van mijn leven: mijn pubertijd. Waarschijnlijk heb ik dat zelfs veelvuldig gedaan, maar één moment kan ik me helder voor de geest halen.
Het was de zomer van 2008 en ik was op vakantie. Terugkijkend denk ik dat het de eerste zomer was dat ik een echte vakantieliefde had. Het liep niet op erg veel uit, maar de eerste stappen in het zien-en-gezien-worden zette ik die zomer wel, en een wederzijdse vonk was er ook. Die zomer was al vrij beladen, omdat ik na de zomer naar de middelbare zou gaan, en ik niet een hele makkelijke tijd op de basisschool achter me had liggen. Hoewel de latere jaren beste oké gingen, liep ik die zomer in Zuid-Duitsland rond met een hoop gekoesterde wrok. En die kwam er op een verrassende manier uit.
Op een middag liep ik met mijn vakantieliefde door het bos dat grensde aan de camping. Het was een dicht bos, met veel hoge bomen en de grond was bezaaid met dennennaalden en dennenappels. Mijn leeftijdsgenoot en ik waren in gesprek over de grote transitie van basisschool naar ‘de middelbare’. Het was evengoed een blik vooruit als terug. En in die blik terug kwam een persoon ter sprake: een klasgenootje die de basisschool een behoorlijk bittere nasmaak voor me had gegeven. De vakantieliefde luisterde aandachtig en de emo-poëet in me zag blijkbaar een kans. Terwijl ik mijn hart uitstortte, raapte ik wat dennenappels op en terwijl ik zei ‘als ik aan haar denk, word ik laaiend’ gooide ik een dennenappel in het niets. Meerdere dennenappels volgden. Het moet er sneu uit hebben gezien.
Toch maakte het indruk. De woorden van mijn vakantieliefde staan me beter bij dan de mijne. Ze zei: “Dan moet je wel heel boos zijn.” Diezelfde avond gaf ze me een lange knuffel.
[1:14 – 1:41] ‘The Man in Me’ – Bob Dylan
But, oh, what a wonderful feeling
Just to know that you are near
Sets my a heart a-reeling
From my toes up to my ears
Koen, ik ben benieuwd naar je gedachten, en spreek je gauw.
Liefs,
Marc